We hebben een gezellig druk weekend. Onze Noorse buren hebben ons vrijdagavond te eten gevraagd. De Noren wonen in het huis waar wij recht op uitkijken, hemelsbreed zo’n 250 meter. In de uitnodiging stond 18:00 uur. Om vijf over zes staan wij onze schoenen aan te trekken, als er met een noodgang een zware bus onze oprit op komt rijden. Grind spat op en het klinkt alsof er een remspoor wordt getrokken. Verschrikt lopen we naar buiten om te zien wat er gebeurt. Onze buurman stapt uit de bus en snauwt: “waar blijven jullie?”
Zaterdag zijn we uitgenodigd bij Portugese buren. Zij wonen onderaan onze oprit. We noemen iedereen buren. Samen kwamen ze persoonlijk langs om te vertellen dat we na de lunch werden verwacht. Behalve wij komen er ook een paar vrienden die wij moeten leren kennen. Om een uurtje of twee zijn we gedoucht en netjes aangekleed en hebben we een flesje wijn in een cadeauzak gedaan. We lopen de oprit af. Bij het huis van de buren is het stil. Ze zijn niet thuis. We proberen het nog eens om drie uur, dan om vier uur en zes uur. Als ze om half zeven nog niet thuis zijn, besluiten we maar boodschappen te gaan doen. Het is vast een misverstand. Terwijl we het huis van de buren passeren, komen zij net thuis. Wij vragen: “waar waren jullie?”